De vrouw achter de informatiebalie trekt haar wenkbrauwen op. Ze kijkt me een paar seconden zwijgend aan. Dan trekt ze een la open: ‘Alsjeblieft, maar geen gewoonte van maken he?’
De sleutelhanger heeft de vorm van een bergschoen.
Saucijzenbroodjes en ontsmettingsmiddelen
Ik loop door een gang met aan weerszijden kamers. Mijn Hema-slippers maken een flapperend geluid. Links en rechts lopen mensen langs me heen. Ik vang flarden van gesprekken op.
‘Ik ga dinsdag naar New York.’
‘Leuk.’
‘Hans moet voor zijn werk. En ik kon…’
Ik hoor infuus-alarmen afgaan in kamers en verpleegkundigen laten telefoons rinkelen op balies. In de koffiehoek ruikt het naar saucijzenbroodjes en ontsmettingsmiddel.
‘Oh, sorry.’ Ik sla een hoek om en bots op een brancard. Onder een ziekenlaken ligt een bijna doorschijnende man.
Er loopt bloed in zijn infuusslang.
Aan het einde van de gang steek ik de sleutel in het slot en duw de deur open.
Healing garden
Ik haal diep adem. Ik ruik de geur van aarde, en van regen. Ik laat me achterovervallen in een van de kuipstoelen, en ik sluit mijn ogen. Ik leg mijn handen op mijn dikke buik. Ik blijf 4 minuten zitten. Dan doe ik mijn ogen open en kijk op mijn horloge. Moet ik al terug?
Er kriebelt iets aan mijn hand. Het is een miscanthus, een siergras, die beweegt in de wind. Verderop staat een groepje varens. Hier en daar komen kleine anemonen uit de grond.
Ik dank de hemel voor deze ziekenhuistuin van 10 m2. Ik had hem bijna niet ontdekt: ik hoorde het toevallig van een broeder.
Terug naar de zaal
Ik ben 27 weken zwanger en ik heb volstrekte bedrust. Ik mag maar 10 minuten per dag de afdeling af. De wandeling naar de binnentuin en terug duurt 6 minuten.
Met tegenzin sta ik weer op, en open de deur. Ik steek de sleutel in mijn groene joggingbroek en loop terug naar de informatiebalie.
Samen met Lex van de koffiekar wacht ik op de lift.
‘Derde verdieping, toch? Ben je hier nou nog steeds?’, vraagt hij.
‘Ja, vandaag 7 weken en 3 dagen.’
Als ik uit de lift stap, check ik het bordje. Afdeling gynaecologie.
‘Hee, wat zie jij er opgewekt uit’, zegt E., die tegenover me ligt.
‘Ik was even buiten.’ Ik doe mijn slippers uit en laat me op mijn bed vallen