Zestien jaar geleden zag ik een advertentie in de lokale krant: Grond voor volkstuinen te huur. Ik had er meteen een romantisch beeld bij. Samen met mijn gezin groente kweken op een landelijke plek. Experimenteren met plantcombinaties. We hebben zelf ook een tuin maar daar stond alles al vol.
Het eerste jaar
Het eerste jaar begonnen we met niks. Het terrein van 440 m2 was nog kale kleigrond. Als het regende stond de tuin onder water en alle planten die we erin zetten overleefden het niet. Ik heb toen echt wel eens gedacht: waar ben ik aan begonnen. Na een zomer aanmodderen heb ik een plan voor de tuin gemaakt en heb ik een hovenier ingeschakeld. Hij heeft de grond doorgespit, drainagebuizen aangelegd en een tegelpad en het terras aangelegd. Daarna hebben we het huisje erop gezet. Op het dak liggen zonnepanelen en binnen staat een gaskachel. In de jaren erna hebben we de tuin rustig opgebouwd.
De tuin bestaat uit vier delen: een moestuin, een bloementuin, een wilde tuin, een boomgaard en een zitgedeelte met een huisje. Aan de achterkant loopt een brede sloot. Daar zwemmen snoeken nestelen meerkoeten en groeien lisdodden. Alle delen van de tuin zijn met elkaar verbonden door een doorgang van planten. Eén van de doorgangen is een pergola, met daar overheen een klimroos, ‘Himalayan Musk’.
De boomgaard
In de mini boomgaard staat een appelboom en een pruimenboom. Tijdens warme zomerdagen zitten we vaak in de schaduw van de bladeren op het gras. De bomen werken als een natuurlijke airco en geven veel koelte. Zie blog over schaduw van bomen.
De moestuin
In de moestuin staan een aantal vierkantemeterbakken. De bakken geven structuur aan de groentetuin. Dat is nodig want de planten staan niet netjes op een rijtje maar staan tussen de goudsbloemen en wilde margrieten. Zo houd ik evenwicht in de moestuin en krijg ik geen gigantische plagen.
De bloementuin
De bloementuin heeft er jarenlang mooi bijgestaan. Er stond kattenkruid, zonnehoed en heel veel bramen. De laatste jaren stond dit gedeelte van de tuin er alleen in het voorjaar mooi bij met blauwe, gele lupines. In de zomer namen blauwe asters en gele zonnehoeden de tuin over. Nieuwe planten kregen geen kans meer. Daarom hebben we dit gedeelte van de tuin leeg gehaald. In het voorjaar komen hier nieuwe planten in.
De wilde tuin
Na een paar jaar kwam de tuin naast ons vrij en hebben we er nog een stuk bij gehuurd. Dit is de wilde tuin geworden. De kinderen konden hier doen wat ze wilden. Hutten bouwen, blubber maken, met auto’s door de planten rijden. Toen ze ouder waren hielpen ze ook mee met hekjes bouwen, bessen plukken en snoeien. Mijn zoons zijn nu 16 en 19 jaar. Op de tuin komen ze niet zo vaak meer. Maar als ze er zijn vinden ze het nog steeds leuk. Jeroen gaat vanzelf het gras maaien en Valentijn rijdt weer een rondjes op de fiets.
Wat is er zo leuk aan een volkstuin?
Zodra je door de poort loopt overvalt je een blij gevoel. De dagelijkse beslommeringen verdwijnen op de achtergrond. En met de haren in de wind vergeet je alles om je heen. Ook is het voor mij ideaal gebied om te experimenteren. Ik leer hier, probeer en observeer. Wat zijn mooie plantcombinaties? Hoe houd ik de grond luchtig en gezond. Het is net een openlucht school.
Nooit klaar
Waar je wel tegen moet kunnen is dat je tuin nooit klaar is. Het ene moment heb je alles op orde. Het volgende moment staat het gras kniehoog en is je bloemenborder overwoekerd met heermoes. Maar dat is ook het boeiende van een tuin. Alles in constant in beweging en verandert.
Onbetaalbaar
Wij zijn meer de nieuwe generatie tuinders. Oudere tuinders hebben het helemaal vol met groente. Jongere tuinders, vooral met kinderen, hebben ook veel bloemen en gras. Oudere tuinders geven graag tips. Die zijn onbetaalbaar. Dan lopen ze langs en zeggen ze: “Zeg eh… die tuinbonen zou ik toppen, anders krijg je allemaal luis!” Handig toch?
De bewoners
Carla
Ik vind het leuk om de tuin vorm geven met een hek van wilgentakken, paden, planten en mooi gesnoeide fruitbomen. Het seizoen begint bij mij in de winter al. Dan ga ik nadenken over de planten die ik ga zaaien en de plek waar ik ze ga neerzetten. Thuis heb ik een kleine kas in de tuin staan. Hier kweek ik van alles. Van roze gestreepte bieten tot koekkruid. Als alles in het voorjaar langzaam tot leven komt, is dat een feest.
Paul
Paul loopt het liefst met een snoeischaar door de tuin. Hij zorgt ervoor dat de tuin toegankelijk blijft, want als het aan mij ligt zou alles eindeloos doorgroeien. Hij bouwt ook van alles. Hekjes, bogen, compostbakken.
An, mijn moeder
Mijn moeder houdt van onkruid wieden en de tuin netjes houden. Zij kan uren tussen de struiken aan sprietjes trekken en vind het heerlijk als alles er weer mooi bij staat. Ook houdt ze het huisje gezellig. Het huisje is niet groot maar alles wat we nodig hebben staat erin. Gereedschap, klein gasstel om water op te koken, een ehbo doos voor noodgevallen.
Jeroen
Jeroen schept graag orde in de tuin. Hij maait het gras en gaat soms met een grote elektrische heggenschaar door de tuin. “Mam, je moet hier toch nog kunnen lopen’.
Valentijn
Valentijn is onze dromer.